In verband met de opmaak in kolommen kan je deze teks waarschijnlijk beter met opmaak en al kopiëren uit ‘Accellerating’, daarvan maken What are Dutch B1 words? (redirect)
Vand eze tekst een tweede (Nieuwe )maken, Beginnings of Dutch B1 words
En dan een derde, redirect, Endings of Dutch B1 words
Beginnings of Dutch B1 words
Beginnings of Dutch B1 words make the learning of the required 4400 word for level B1 so much easier!
Being aware of those prefixes, accelerates your B1 studies.
This blog will help you on your way
Margreet Kwakernaak, author of Dutch for Dummies 3rd edition
Reading time 5 minutes
The beginning of B1 words: prefixes
B1 words are more difficult and longer than A1 and A2 words. However, B1 word learning becomes easier as soon as you start recognizing their patterns.
You can read more characteristics of B1 words in the blog >>>>>>>>>>>
Sometimes those long words start with a prefix.
You’ll recognize the most common prefixes because these first parts of words are combined with many B1-words.
Easy prefixes are in and uit, voor and na, and voor and achter.
Easy beginnings: prepositions, like in en uit
in = binnen, naar binnen uit= buiten, naar buiten
ingang: We gaan naar binnen via de ingang uitgang: We gaan naar buiten via de uitgang.
We gaan vanavond uit, we gaan een film zien in de bioscoop.
zich inschrijven : We schrijven ons in als lid van de club zich uitschrijven: We schrijven ons uit als lid van de club
inkomsten: Het geld dat we verdienen, zijn onze inkomsten Het geld dat we uitgeven, zijn onze uitgaven. Je uitgaven moeten niet groter zijn dan je inkomsten.
Beginnings of Dutch B1 words
the prepositions voor en na
iets voordoen: De trainer doet alles voor iets nadoen- De sporters doen alles na
voorzeggen : Als een student het
antwoord niet weet, zegt een andere student het voor nazeggen. We moeten alle zinnen van elke tekst hardop nazeggen.
het voordeel: Het hoge salaris is een voordeel. het nadeel: De lange werktijden zijn een nadeel.
de voorzorg: Iets wat je eerst moet doen, voordat je verder kunt gaan De nazorg: De operatiewond heeft veel nazorg nodig, je moet hem goed schoonhouden.
het voorjaar: Het seizoen voor de zomer Het najaar: Het seizoen na de zomer
Beginnings group 3: The prepositions voor en achter
de voornaam: Je voornaam is je eerste naam Je achternaam is je familienaam
de voorgrond : Alles wat je dichtbij ziet. Op een foto is de voorgrond meestal scherp De achtergrond is alles wat je ver weg ziet.
de voordeur : De belangrijkste
deur van het huis, meestal aan de voorkant van het huis. De achterdeur is meestal minder mooi dan de voordeur en aan de achterkant van het huis.
voorlopen. De klokt loopt vijf minuten voor, het is pas over vijf minuten twaalf uur. achterlopen. De klok loopt vijf minuten achter, het is geen twaalf uur, maar vijf over twaalf.
